Vrouw
Als een tochtvlaag scheerde zij aan mij voorbij
eer ik wist, wat zij mij te doen aanried
huiverend stond ik op een duinslag
nabij de zee, die landinwaarts dreigde te springen,
die trachtte mij te verzwelgen met een weids gebaar
ik, die niet goed wist, wie zij was, wat zij deed
niet alleen de zee, ook de winter was nabij
die mij zou dopen in eindeloze herinneringen
beelden en gebabbel van de voorbije zomer
bezwangerd door de strengheid van de eerste sneeuw
boven mij een krijsende, loerende meeuw
niet alleen de zee en de winter waren nabij
ook de somberte, die mij gevangen hield in een
koude en grauwheid: - o, ik droomde van de
korenblondheid van de zomer waarin zij terug
zou komen en ons wentelen in de wellust.
Inzender: Ruurd van der Weij, 17 november 2005
Geplaatst in de categorie: vrouwen