inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie van Adam Simons

1770 - 1834

Laatst toegevoegde poëzie (nr. 0):

GOEDE NACHT AAN MIJNE OUDERS

Ontslapen de 9 juli en 24 augustus 1801

De gouden zon verdwijnt,
En de avondstar verschijnt
Hoog boven zee en landen;
Zij, wenkende de maan,
Steekt 's hemels lampen aan,
Om voor de nacht te branden.

De roerdomp bromt van verr',
En de uil krast ginds en her,
De vledermuizen zweven;
Der dorpsklok hol geschal
Wenst goede nacht aan al,
Wat adem heeft en leven.

De mens van werken moe
Sluit de ogenleden toe,
Vergeet de bange zorgen:
De stilte houdt de wacht,
De rust geeft nieuwe kracht,
En sluimert tot de morgen.

Van zorgen afgemat
En alle de onrust zat,
Zult ge ook, mijne ouders! slapen
Een nacht van eeuwen lang,
Waar in men goud, noch rang,
Noch titel acht., noch wapen.

De wereld is daar slijk,
Genot, een droom gelijk ,
De mensen zijn daar blaâren,
De storm wierp hen daar neer,
Gaf hen aan de aarde weer,
Om in haar schoot te gaâren.

Des dodengravers lied,
Zijn spade hoort gij niet,
Bij 't sluiten uwer woning:
Ook hoort gij 't orgel niet,
Als ons verheven lied
Vereert de grote Koning.

In uwe diepe rust,
Van alles onbewust,
Zond hij twee eng'Ien neder;
Zij houden bij u wacht,
En geven, na de nacht,
U bet're morgen weder.

Slaap dan, geliefde twee,
In uwe zaalge vreê!
Ik zal haast bij u wezen:
En als de nacht verdwijnt,
De morgenstar verschijnt,
Zijt ge uit uw slaap verrezen.

Gedichten (1805)

Schrijver: Adam Simons
Inzender: Redactie, 14 januari 2016


Geplaatst in de categorie: ouders

4.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 474

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)