inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1826 - 1888

poëzie (nr. 4.527):

Zondagmorgen aan het strand

Blauw wolkloos welft zich de hemel
Boven de wijdgestrekte zee.
Van zongloed wemelt de tintlende dampkring;
Parelkleurig rust het zeevlak,
Ongerimpeld, zilverglanzend;
Aarde en hemel vloeien ongescheiden ineen.
Meeuwtjes, duiven der zee, zittend op 't spiegelende vlak,
Dromen van eeuwige vrede,
Spartlend gaapt een visje even boven.
Ginder drijven slapend voor hun anker
Enkle vissersscheepjes;
Slap is 't zeil en roerloos hangt naar omlaag
't Wimpeldoek, en als een zwarte kanten sluier
Plooit zich sierlijk 't drogende net langs het want.
Nauwlijks hoorbaar suist 't eentonig zingen van de knaap aan boord,
In doodse stilte.

Op 't heet gestoofde zandvlak ligt een stille plas,
Door ebbe nagelaten,
Als een groot stuk blauwe zielevrede
Uit kinderlijke tijd.
Visserskindren spelen aan zijn rand:
't Knaapje heeft een klomp getuigd met mast en spriet
En eindje pikdraad;
Roodgeverfd staat achterop een hart
En: 'Vrouwe Katrijne';
't Zusje had tot zeil getoverd
't Lapje groen en paars gespikkeld sits.
Aan 't roer staat, oud en verveloos, een poppetje,
Als vader.
Zachtjes blaast het meisje in het zeil.
Maar te stil was 't de knaap;
Hij roert in het water om storm te hebben,
En hij plonst en hij stampt met de voeten in 't nat,
Dat de blauwe spiegel rimpelt en golft,
Tot hobblend 't klompje kantelt
En 't popje over boord valt in de plas.
Ach! klaagt het meisje:
Zó is ons vadertje ook vergaan,
En zo bederf j'ons schuitje heel en al.

Gedichten

Schrijver: Carel Vosmaer
Inzender: Redactie, 27 februari 2022


Geplaatst in de categorie: kinderen

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 3.275

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)