Sonnet. Het eerste van de schoonheid.
Vroeg in de dageraad de schone gaat ontbinden
De gouden blonde tros, citroenig van coleur*,
Gezeten in de lucht, juist buiten d' achterdeur,
Waar groene wijngaardloof ooit lauwe muur beminde*.
Dan beven amoureus de liefelijkste winden
In 't gele zijdig haar en groeten met een geur
Haar goddelijk aanschijn, opdat zij deze keur*
Behield van dagelijks haar daar te laten vinden.
Gelukkig is de kam, verguld van elpenbeen* ,
Die deze vlechten streelt, dit waardig zijnd' alleen,
Gelukkiger het snoer dat in haar dikke tuiten
Mijn ziele mee verbindt en om 't hoofd gaat besluiten,
Hoewel ik 't liever zie wildgolvig na zijn jonst*,
Het schone van natuur passeert* toch alle konst.
-----------------------------------------------------
citroenig van coleur - citroenkleurig = platina-blond
lauwe muur beminde - zich hechtte aan de lauwwarme muur
keur - keuze
elpenbeen - ivoor
tuiten - vlechten
jonst - gunst, lust
passeert - gaat (alle kunst) te boven
Groot Lied-boeck
Schrijver: Gerbrand BrederoInzender: JM, 17 juli 2006
Geplaatst in de categorie: natuur
Het leest als 'Zelfs haar naam is mooi ........( Julia)..' van Henk Westbroek.
Zo speels, romig en goed geschreven (en wellicht gezongen).