inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1846 - 1896

poëzie (nr. 3.971):

Te Scheveningen

Ik slenterde 't strand op en neder,
Zo druk werd in eens 't om me heen,
'k Begreep niet, wat plotseling die vrouwen
En knapen toch bracht op de been.

Ik tuurde en zag eindlijk de pink ook,
Zij wiegde op de deining der zee.
De manschap kon 'k ras onderscheiden,
Ze maakten het anker al reê.

Doch voor het nog uit werd geworpen,
Daar plaste al een jongen naar boord,
Zijn broertje, te paard op zijn schouders,
Die droeg hij in zee met zich voort.

't Klein ventje met fladderende haren
Nam 't mutsje af van broer, die hem droeg.
Hij wenkte, hij wuifde naar vader,
Die lachend hem wachtte op de boeg.

Toch scheen die het wachten te lang toe:
Hij waadde de twee tegemoet,
Hij pakte, hij kuste zijn jongste,
Met handdruk werd de oudste begroet.

En juublend ging 't drietal naar strand toe,
Die 't zagen, ze jubelden mee -
Maar treurig en stil sloop ik henen,
En klagend klonk 't ruisen der zee.


--------------------
Geen zomer (1880)

Noot redactie:

In de bundel 'Geen zomer' staan veel gedichten
waarin Honigh laat zien veel moeite te hebben
met het overlijden van zijn 4-jarig zoontje Christiaan.

Schrijver: Cornelis Honigh
Inzender: Redactie, 6 augustus 2020


Geplaatst in de categorie: verdriet

2.9 met 16 stemmen aantal keer bekeken 1.478

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)