inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1804 - 1859

poëzie (nr. 940):

DE JAGER

Nauw purperde ’t Oosten met rijzende gloed,
Reeds snelde,
Te velde,
Met wakkere moed,
Een jager,
De plager
Der hazen na d’oegst –
Een jager zo woest.
O jagerke, spoed wat uw gangen:
Ras is er een haaske gevangen!

Er liepen drie honden vooraf zo gezwind
Vol leven,
En dreven
Als ’t pluimpje op de wind;
Zij stoven
En snoven,
Het muiltje vooruit,
Verlekkerd op buit,
O jagerke, spoed wat uw gangen:
Ras is er een haaske gevangen!

Wat kijkt zo de jager met lachend gezicht,
Verhemeld?
Iets wemelt
Van verre: wellicht
Een prooitje.
Wat fooitje!
De jager, vervoerd
Reikhalzende, loert.
O jagerke, staak wat uw gangen:
Ras is er een haaske gevangen!

Maar breder ontsluit hij het vonkelend oog,
Verzuchtend.
Als de uchtend
Zo blozende, toog
Heel zoetjes,
Op voetjes
Zo aardig en kleen,
Een lieveke heen.
O jagerke, spoed wat uw gangen:
Ras is er een haaske gevangen!

‘ Waar mijner die buit, o, wat goed zou ’t mij doen!’
Zo denkt hij;
Met wenkt hij,
En pracht om een zoen.
Nu speelden
Verveelden
De honden zich dra,
‘t ‘Neen!’ zeide als: ‘Ja!’
O jagerke, spoed wat uw gangen:
Ras is er een haaske gevangen!

Daar wipt er een haaske zijn legerken uit,
Het liefje,
Dat diefje,
Bemerkte die guit:
‘ Stout beestje,
’t Is feestje
Nu kun je geen kwaad,’
Zei ’t loze gelaat.
O jagerke, staak uw gangen!
Nu vindt gij u zelve gevangen!

-----------------------------------------
Oegst: oogst
Kleen: klein
Fooitje: feest dat de boer na afloop van de oogst
aan zijn arbeiders geeft
Waar mijner die buit: was die buit maar van mij
Met wenkt hij: op hetzelfde ogenblik wenkt hij
Pracht om een zoen: smeekt om een zoen
Loze gelaat: schalks, ondeugend gelaat

Schrijver: Prudens van Duyse
Inzender: adm, 11 september 2006


Geplaatst in de categorie: moraal

3.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 2.016

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)