inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1856 - 1936

poëzie (nr. 987):

De Uitredding

Zult gij niet altijd komen
Als ik u minst verwacht?
Beminde van mijn dromen,
Zon in mijn nacht!

Ik heb mij neergeworpen
In slijk op 't lichtloos pad,
Bloed'ge vampieren slorpen
Zich aan mij zat.

Mijn mond vol bitt're vruchten,
Mijn hart leeg als een hel,
De lucht zwaar van de zuchten
Die 'k niet meer tel.

Tot, zie, een schijn zich kondigt,
Spokig geheester door
Dat als een ziel die zondigt
Zijn loof verloor.

Een schijn, zie, door die naaktheid
Snelt snel nabij me en slaat
- O schaam-doende geraaktheid -
Mij in 't gelaat.

Waar red, waar berg ik 't aanschijn,
Graaf me in de mors'ge grond!
Droeg ooit een mens zijn aanzijn
In 't licht, zó wond?

Maar als met handen neemt gij
Mijn hand van voor mijn oog,
Als met uw adem zeemt gij
Mijn wangen droog.

En als een kind geheven
Op armen, zie ik nu
Alleen uw ogen leven,
Uw lippen, u!

Schrijver: Albert Verwey
Inzender: E.W., 26 december 2006


Geplaatst in de categorie: liefde

2.0 met 6 stemmen aantal keer bekeken 1.301

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)