Aan Klorimene
Toen u mijn zuchten steeds mijn liefde kwamen melden,
Die ik herkomstig zwoer uit uw volmaakt gezicht;
Toen ik geen godheid had dan u en 't minnewicht,
Die ik tot Afgoôn van mijn ziel en zinnen stelde.
Toen ik in proos, en vaars uw grote glans vertelde,
Die ik veel schoonder vond dan 't hemels zonnelicht.
Toen mij de weedom van een dodelijke schicht,
Gelijk gij denken moocht, met duizend pijnen kwelde.
Ja, toen mijn tranen, als getuigen van mijn smart,
Verzelschapt met een tal van zuchten uit mijn hart,
U schenen 't aldermeest mijn liefde uit te leggen.
Toen deed ik, Klorimeen, al eveneens als nu,
Dat is (om u in 't eind de waarheid op te zeggen)
Ik lachte in mijn geest, en schoor de gek met u.
Inzender: Redactie, 15 maart 2020
Geplaatst in de categorie: humor