inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1872 - 1945

poëzie (nr. 3.955):

De Zucht naar Onwetendheid

I

Ach! niet meer lijden in al ons gedachten!
We zijn zo laf van 't onbereikend trachten,
we zijn 't ‘bijna’ van alles toch zo moe!

Ons dromen zijn we moe, en 't kwade en 't goede
zo moe! en al ons nutteloos gedoe,
en àlles, - en ons onmacht zijn we moede!

- Arm knaapjes in een woud, heel ver van 't huis,
die schreien om 't ontrustend vreemd gesuis
van al het onbekende dat rond hen is

in dat groot avondwoud, zeer zwart en dicht...
- O slapen! en vergeten alle kennis!
de nacht veeleer dan troebel schemerlicht!

II

We gingen stil door langverloren landen,
met jonge steern, en in de kelk der handen
als kindren 't water drinkend van de bron.

Wat plukten we eens in zwartbeschaâuwde dreven
de bittre druif van 't Weten? Toen begon
ons oog te schrikken vóór 't onvatbaar leven.

Ons rusteloze twijfelzucht benijdt
de vlegels, die genieten zonder spijt,
en naar het vaag Geheim hun geest niet rekken.

- Waarom, waarom toch moesten wij 't subtiel
en bevend sprankje godlijkheid ontdekken
bescheem'rend diep de kelder van ons ziel?

III

Wij wilden weten! - het geheim der dingen
in 't net der cijfers en der wetten dwingen,
en 't kernewezen vatten, - als een God!

De laatste Goden sleurden we uit de luchten,
- en spuwden naar hun raadsel onze spot,
omdat we lang vóór hunne grootheid duchtten.

Wij wilden doden in de dood dier Goôn
het bang Oneindige dat wij ontvloôn...
Maar achter alles, achter 't ijl gewemel

van ons gebaren, in der hersens scheem,
en door de ruimte van die lege hemel,
bleef schriklijk leven 't eeuwig Oer-Probleem.

IV

‘De Mens alleen is God. - O Adam, kantel
die outers om, en scheur u ene mantel
in 't purperkleed van die verwurgde God!

Beklim zijn troon, en ruk van zijne slapen
de kroon af, - nu, ge, trots het hoog verbod,
wat schrale en wrange kennis kondet rapen!’

Hij heeft nu kroon en troon en mantel. Maar
die koningssleep, belachlijk lang en zwaar,
tracht hij met moede schouders voort te sjouwen.

De nare duisternis rond zijne troon
wordt nog verdiept door 't laaien der flambouwen,
en op zijn voorhoofd bloedt de Doornenkroon.


April 1892

Schrijver: August Vermeylen
Inzender: Redactie, 2 juli 2020


Geplaatst in de categorie: filosofie

4.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 1.441

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)