Zij sluimert
Zij rust in 't malse mos en houdt gebogen
Die arm, die mos en lokken beiden strelen, -
Een sprei van groene schaduw, zacht bewogen,
Daalt uit de zilverlovers der abelen;
Zij ademt zuchten en zij lacht, als togen
Er dromen door heur ziel, die vrolijk spelen:
O, zoete hoop! Straks opent zij heure ogen,
Straks zal de hemel nieuwe heemlen telen:
Slaap zacht! Ik zie de donkre nacht genaken,
Dat gij uw oog voor eeuwig houdt geloken, -
Dan sluimert gij, maar kunt niet meer ontwaken:
Dan zal de zode, die gij dekt, ú dekken,
Dan zal geen zonnestraal uw lippen stroken,
Geen lied van 't woud u uit die sluimer wekken. -
Mathilde (1882)
Schrijver: Jacques PerkInzender: adm, 21 mei 2007
Geplaatst in de categorie: tijd