Gedaalder zonne
Aan het golfgeruis huwt
't Westewindje, dat luwt,
Zijn klaag'lijk, melodisch gefluister,
En de scheem'ring slechts rest,
Nu de zon daalde in 't west,
Een poos nog - en de aard ligt in 't duister.
En geen stem meer in 't rond,
Die nog leven verkondt.
't Is stil in het woud, in de weide,
En onzichtbaar, maar zacht
Daalt een weldoende macht,
De Sluim'ring met zegenend geleide.
Met heur vleug'len beroert,
Met heur dromen ontvoert
Zij het mensdom aan zuchten en zorgen,
In heur armen vergeet
Elke lijder zijn leed,
Vindt vrede en vindt rust tot de morgen.
Aan het oost baadt de trans
Schoon als ooit dan in glans
En zullen de vog'len haar prijzen,
Die na 't duister steeds lacht -
Maar wanneer na mijn nacht,
Wanneer zal mijn zon weer verrijzen?
Mijne lente (1871)
Schrijver: Cornelis HonighInzender: Redactie, 10 juli 2021
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid