DE FRIESCHE POËET V
V
De dichter begrijpt er niets van;
Maar eindelijk waagt hij het toch
De vreemde schoone te vragen:
"Waar ben ik?" en "leef ik nog?"
En als kristal klinkt haar antwoord:
"Mijn lieve landgenoot,
Gij zit hier in Oud-Staavren,
En ge zijt volstrekt niet dood.
Gelukkig voor u bewoon ik
Hier een waterdicht lokaal,
Waar ik versche lucht kan krijgen
Door een onderzeesch kanaal.
Nog even bijtijds ontdekte ik,
Hoe gij spartelde op de stoep ....
Doch al praatjes genoeg! Gij hebt honger,
Eet dus eerst een dit bordje soep.
Dat zal u goed doen, mijn jongen!
Ik zelf heb ze klaargemaakt.
En drink er dit glas Pommies bij;
Die weet ik dat lekker smaakt.
Ga u daarna eens goed verdrogen,
En — kom dan in mijn arm;
Dan, voor den drommel, kus ik
U nog eens ouderwets warm!"
Snikken en Grimlachjes(1867)
Schrijver: Piet PaaltjensInzender: J.S., 5 november 2001
Geplaatst in de categorie: literatuur