Aan de Winter
Ha, oude Kennis! weer in 't land?
Ontzie een Koudkleum, zo 't kan wezen:
Mijn levenskerfstof geeft u dra
Zes kruisen met een krap te lezen.
En, deed mijn jeugd, min kil van bloed,
De citersnaar uw roem gewagen;
Gij hebt het loon thans in uw hand -
Betaal het aan mijne oude dagen:
Een Feest vergoe, bij 't slot van 't jaar,
Wat ons zijn aanvang liet verduren:
Moog', door uw hulp, de Waterloo
Het eind zien van heure avonturen.
Schenk - schenk ons haast die ZOON terug -
De ZEEMAN, daar ons hart voor saagde;
Toen - menig zwarte stond! - de dood
Zo menig dierbaar hoofd belaagde!
Toen 't groeijend ijs, het dreigend rif,
En de onbetrouwbre luim der winden
De schaar, vermoeid van 't werk des dags,
In banger nacht geen rust liet vinden!
't Zuidwesten vulle, op uw bestel,
Het zeildoek aan de Britsche masten,
Geplant in 't Neerlands zeekasteel,
Dat Sonda's golven sinds omplasten.
Dat ras de loots, voor Hollands wal
De boeg, die huiswaarts ziet, bejegen'!
Dan toeft u hier ene eerekrans,
Als onze Zwervling de ouderzegen.
Inzender: A.J.S., 9 november 2001
Geplaatst in de categorie: jaargetijden