inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1862 - 1920

poëzie (nr. 1.207):

Zomerwandeling

Zomergoud smelt in de kroes der korenzee;
strelensziek ritselt ze om ons met listig spel,
daar we nu 't kronkelend pad bestijgen,
achtereen, naar de kruin.

Daarbeneên rust, in zijn tent van donker groen,
't koele dal, even ontvlucht, en doet de blik
weiflen in wisselend verlangen tussen
stil genot, steiler vlucht!

Hoger streeft, nimmervoldaan, het gloeiend hart;
hoger zwoegt, rood van de tocht, de drieste bende.
Hijgend betreên we de rand en drukken
's heuvelvlaks zachte zonk.

Langs der kom mollige bocht verlokt en leidt
ginds de baan, waar, in een wrong van wingerdloof,
loom van de gloeiende zon, de hoeve
sluimert haar zwoele slaap.

Dromenzwaar slentert de weg, van els en vlier
fris omgeurd, heen om de woon en- schielijk stom-
zien we, als het land van belofte oneindig,
't vergezicht blauw ontrold.

Veld en wei, heuvel en dal, en vlakte en woud,
immervoort, vloeien ineen met grootse zwier
golvend tot d'uiterste rand der aarde...
Verder door dringt de geest.

Ginds gewis, binnengereisd in 't blauw verschiet,
achter 't warm weemlend gestoei van aarde en lucht,
plukt men, van geurige twijg, de bloem van
zoete rust, zielevreê.

Verzen (1900)

Schrijver: Prosper van Langendonck
Inzender: adm, 9 juli 2008


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

2.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 813

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)