inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1846 - 1896

poëzie (nr. 3.845):

Ik weet, ik word naar ’s afgronds rand

Ik weet, ik word naar ’s afgronds rand
Door duist’re geesten voortgedreven,
En schaduwen des Doods omgeven
En lokken me aan van alle kant.

Ik weet het leven in ’t voorverleên
Is eerder sterven mij dan leven,
Is ’t wederzien van toverdreven,
Die ‘k nimmer weder mag betreên.

En toch, weerhoud de vloed om weer
En telkens weer naar ’t strand te keren –
Ik kan niet mijn gedachten weren
Steeds af te dalen naar ’t Weleer.

En zo ook dát me in ’t eind verzwond,
Wat had mij ’t leven nog voor waarde?
‘k Boog lijdensmoede ’t hoofd ter aarde
En stierf in die onzal’ge stond.

Zo staart in Libië’s woestijn
De kranke pelgim, uitgestoten,
Verlaten door zijn tochtgenoten,
Naar hen, die reeds zo verre zijn.

Hij ziet geen Karavaan, hij ziet
Van verre slechts een stofwolk wemelen,
Hoort van de drijver van de kemelen
Nog ’t slepend en wegstervend lied.

En schoon hij weet, ’t morgenrood
Vindt hem slechts stervend daar gebleven,
Toch naar de tekenen van het leven
Staart hij in ’t aanzicht van de Dood.

Liederen en liedjes

Schrijver: Cornelis Honigh
Inzender: Redactie, 10 maart 2020


Geplaatst in de categorie: psychologie

2.0 met 15 stemmen aantal keer bekeken 2.214

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)