Ik weet, ik word naar ’s afgronds rand
Ik weet, ik word naar ’s afgronds rand
Door duist’re geesten voortgedreven,
En schaduwen des Doods omgeven
En lokken me aan van alle kant.
Ik weet het leven in ’t voorverleên
Is eerder sterven mij dan leven,
Is ’t wederzien van toverdreven,
Die ‘k nimmer weder mag betreên.
En toch, weerhoud de vloed om weer
En telkens weer naar ’t strand te keren –
Ik kan niet mijn gedachten weren
Steeds af te dalen naar ’t Weleer.
En zo ook dát me in ’t eind verzwond,
Wat had mij ’t leven nog voor waarde?
‘k Boog lijdensmoede ’t hoofd ter aarde
En stierf in die onzal’ge stond.
Zo staart in Libië’s woestijn
De kranke pelgim, uitgestoten,
Verlaten door zijn tochtgenoten,
Naar hen, die reeds zo verre zijn.
Hij ziet geen Karavaan, hij ziet
Van verre slechts een stofwolk wemelen,
Hoort van de drijver van de kemelen
Nog ’t slepend en wegstervend lied.
En schoon hij weet, ’t morgenrood
Vindt hem slechts stervend daar gebleven,
Toch naar de tekenen van het leven
Staart hij in ’t aanzicht van de Dood.
Liederen en liedjes
Schrijver: Cornelis HonighInzender: Redactie, 10 maart 2020
Geplaatst in de categorie: psychologie