inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1947

poëzie (nr. 1.263):

Nachtlied

I

Ik schrijf U thans
Waar nog de avondglans
Nog nalicht; en van verre
Klokkentoon klinkt: waar langzaam aan
De koeien door de avond gaan
En opblinkt ster na sterre

O weten zoet
Dat gij nu doet
Naar mij, als ik, verlangen…
En de ogen heft, op eender uur
Naar ‘t eender vuur, om, gloed in gloed,
Te geven en te ontvangen.

En, onbewust
Waar alles rust
Het huis, het dorp, in duister
Strek ik de biddende armen uit
En kus, als kuste ik U mijn bruid,
Der heil’ge starren luister.

II

De vleermuis zwingt om ‘t donker huis,
Ik moet mijn venster sluiten
Reeds menig vlinder op de vlam
Van nachtlijk licht naar binnen kwam
Of gonsde voor de ruiten.

Hoe dicht is het kastanjeloof
Hoe geuren de seringen
Hoe gaat de krekel ginds in ‘t gras
Alsof de dag al komend was
Opnieuw aan ‘t zingen

En drinkend langs de geuren van
De blank-bloeiende bomen,
Denk ik: zou, voor de slaap mij vindt,
De vogel, die de nachten mint
Nog zingen komen?

Schrijver: Frans Bastiaanse
Inzender: Redactie, 10 maart 2009


Geplaatst in de categorie: liefde

2.0 met 18 stemmen aantal keer bekeken 3.801

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)