inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1878- 1929

poëzie (nr. 1.303):

o Gij die kommrend sterven moest

[Wijding-sonnet ter Gedachtenisse en Ere mijns vaders]


o Gij, die kommrend sterven moest, en Váder waart,
en míj liet leven, en me teder léerde leven
met uw zacht spreken, en uw strelend handen-beven,
en, toen ge stierft, wat late zon op uwe baard;

- ik, die thans ben als een die in de avond vaart,
en moe de riemen rusten laat, alleen gedreven
door zoele zomer-winden in de lage reven,
en die soms avond-zoete water-bloemen gaart,

en zíngt soms, onverschillig; en zijn zangen glijden
wijd-suizend over 't matte water, en de weiden
zijn luistrend, als naar eigen adem, naar zijn lied...

Zó vaart mijn leve' in vrede en waan van dóod begeren,
tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren,
neigend, mijn aangezicht uw aangezichte ziet.

Het Vaderhuis (1903)

Schrijver: Karel van de Woestijne
Inzender: adm, 7 oktober 2009


Geplaatst in de categorie: ouders

4.0 met 7 stemmen aantal keer bekeken 1.635

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)