brieven aan ene onbekende I
De verre wind, die over de aarde ruist,
Het smachtend ritslen fluisterend door de blaren
Die van geen zwijgen weten of bedaren,
Daar ene ziel, begerend, in hen huist,-
Hoe wordt dit één op ééns met wat er huist,
Diep in mijn ziel: begeerte om op te varen,
De vlakten ver, verschieten te overstaren
Tot waar dit land de luide zee ombruist.
Dan niet tevreê met trekken over golven,
Die brachten, ach! wellicht naar schoner kust,
Tot lichter glans van wereldse tonelen,
Met andere geest in schoonst verzaam te delen
-Tot scherpste strijd in strenge tucht gerust,-
De diepste kern de wereld-schijn ontdolven.
Inzender: adm, 16 oktober 2019
Geplaatst in de categorie: reizen