inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1899 - 1940

poëzie (nr. 1.361):

Maannacht

De maan breekt de wolken uiteen;
en stromende uit die wel breken
kolken en kreken, gletschers en meren
naar alle verten uiteen.

de aarde is klein en alleen,
een slingerend schip in het ruim,
dat zich stampend en schuin
overstag gaand in doodsangst
kampende boven houdt
op het kolkende water des donkers
onder het stormende schuim.

ik lig in het ruim naast een vrouw.
haar borsten rijzen en dalen;
zij slaapt, zij denkt nu alleen
in haar dromen aan het geluk;
hoe vredig haar ademhalen:
zij weet niets van de nood
van ons schip, zij hoort
de seinen niet gillen
noch het angstige fluiten
driemaal, als een signaal
van de dood.

gun mij nog twee uren slaap,
ik kán zo niet blijven waken.

- neem dan nu afscheid van haar,
misschien zult gij de morgen niet halen,
tenzij in een ander land.
ik schuif mijn hand in haar hand
- zie, even beven haar wimpers -
zo liggen wij naast elkaar
als tweelingen, sluimrende kindren.
zullen wij elkaar niet meer vinden
dan zij mij dood - of ik haar?

Schrijver: Hendrik Marsman
Inzender: adm, 25 januari 2010


Geplaatst in de categorie: afscheid

3.4 met 17 stemmen aantal keer bekeken 5.309

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)