Zoals een vroom man in een heidens land
Zoals een vroom man in een heidens land
Zich toont op plein en beurs in landsgewaad,
En stalt zijn waar voor 't huis en dingt en praat
Aldoor, om werelds goud, met vreemd' en klant;
Maar sluit dán 't huis met luiken en hij brandt
Zijn zilvren lamp met olie en 't gelaat
Wordt bleek bij 't geel brevier, dat openslaat
Met donk're bladen siddrende in zijn hand: -
Zó ga 'k door al het volk, op straat en plein,
Onwijsheid kwanslend, juist als hij en zij:
Sprekend met vreemden, die ik nauw versta:
Maar 's avonds lees ik in de gele schijn
Der lamp 't boek onzer liefde en bid dat gij
Mij lief zult hebben tot ik sterven ga.
Van de liefde die vriendschap heet
Schrijver: Albert VerweyInzender: Redactie, 7 april 2011
Geplaatst in de categorie: liefde