inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1865-1925

poëzie (nr. 1.676):

Ik zie de morgen

Ik zie de morgen als een gouden mist
van eigen rijkdom trage wade
een afgehangen web van draden,
en nu in twist
vingertjes vechten, vingertjes vagen
door de ragen,
rafelen, halen de draden aan,
varen er in het losgegaan
weefsel, maken de fijne gazen
een plundering en de gevlochten mazen
wijden zij uit, werken er een begin
van scheuren, totdat er tussenin
blanke kalme handen komen
de edele twee, een gelaten paar,
die van elkaar
de omgeslagen vouwen schoven,
geruste handen langs wier boven -
vlakken in glanzende val afglijden
de ruisende plooien naar weerszijden,
en zo bedaard met een lichte duw
tillen zij nu
het slaapgordijn,
zie, zie, hoe wel de dag mag zijn?

Schrijver: J.H. Leopold
Inzender: adm, 30 mei 2011


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 11 stemmen aantal keer bekeken 1.858

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Sam
Datum:
4 december 2011
Heeft iemand de uitwerking van dit gedicht? Snap inhoudelijk niet precies wat er staat.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)