Vitterij.
Les Muses, filles du ciel,
Sont des soeurs sans jalousie:
Elles vivent d'ambrosie,
Et non d'absinthe et de fiel.
Voltaire.
Hemelreine Zanggodinnen,
Wie mijn boezem is gewijd!
Die bij 't zusterlijk beminnen,
Afgunst kent noch minnenijd!
Die van gal noch alsembitter,
Maar ambroos en nectar leeft!
Gij, gij vloekt de koude vitter,
Die, met al zijn geestgeschitter,
Hart noch ziel voor Dichtkunst heeft:
Die, ontrefbaar voor het schone,
In de rozen van Dione
Niet dan vlek en rimpels telt;
Dorens zoekt om aan te haken;
En haar geuren niet kan smaken,
Of van spijt en wrevel zwelt.
Inzender: Redactie, 1 december 2011
Geplaatst in de categorie: literatuur