inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1747 - 1808

poëzie (nr. 4.891):

De bijl

Die ’t vatten kan, die vatt’ de kneep.

De Bijl (wie weet hoe lang geleden!)
Nog zonder steel, kwam ’t bos intreden,
En keek onnozel als een Lam,
En groette zelfs de kleinste stam;
Sprak voorts eerbiedig tot de bomen,
D’Eerste in rang: Ik ben gekomen,
O Eedle stammen, die uw kruin
Verheft tot boven berg en duin,
Om iets gerings u af te smeken!
’k Verzoek voor mij te mogen breken
Van ’t kleine hout, dat u niet deert,
Een steeltje, dat mij slechts mankeert;
En zonder ’t welk mij staat te vrezen
Dat ’k ganselijk onnut zal wezen
Aan u, geëerde Maatschappij,
Waaraan ik al mijn zorgen wei’.’
De Bomen straks aan ’t overleggen,
Wat antwoord aan de Bijl te zeggen.
Een enkle Boom slechts hier en daar
Begreep maar enigszins ’t gevaar,
’t Welk hun alle stond te vrezen,
Werd aan de Bijl een steel gewezen! -
Het antwoord was, om kort te gaan,
De Bijl ’t verzochte toe te staan. -
Deez’ had zodra geen Steel bekomen,
Of sprak aldus: ‘Gij grote Bomen,
Gij trotse, werpt u voor mij neer!
Erken in mij uw Vorst en Heer.
En stel u niet in ’t minst daartegen;
De macht die ’k wettig heb verkregen
Eist eerbied, duldt geen trots bestaan,
Elk uwer is mijn onderdaan. -
Die taal deed al de Bomen schrikken;
Maar niemand durfde een woord te kikken:
Want die zich ’t spreken onderwond,
Werd neergehakt, hoe vast hij stond.
Die dit beseft, zal zeker beven,
Om aan de Bijl een Steel te geven.

Schrijver: Pieter van Woensel
Inzender: Redactie, 23 februari 2023


Geplaatst in de categorie: moraal

4.0 met 5 stemmen aantal keer bekeken 1.666

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)