inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1809 - 1898

poëzie (nr. 2.096):

Maart

Nu gaat de felle koude
Al meer en meer voorbij
En komen wij al zachtjes
In ander jaargetij.

De zwarte spreeuwen komen
Terug naar 't oude nest,
En wandlen op de daken
En pruttlen al haar best.

Ook vangt weer 't moedig haantje
Met zijn schel kraaien aan,
Terwijl de lieve hennen
Druk aan het leggen gaan.

En legde er een haar eitje,
Dan is zij recht voldaan
En roept: Kijk, al weer eentje!
Is dat niet knap gedaan?

Maar Maart is ook een wilde gast,
Een windzak en een bulderbast;
Hij kan geweldig razen,
En 't is zijn allerhoogste pret,
Als hij gauw iemand hoed of pet
Zo maar van 't hoofd kan blazen.
Ook waar hij parapluutjes ziet,
Spaart hij die niet,
Maar keert - zo'n guit der guiten! -
Die, flap! het binnenst buiten,
Zodat het heertje daar op straat
Nu ook weer doodverlegen staat.

Daar klautert in zijn glimmend pak
Die zwarte man hoog op het dak,
Omdat geen enkel ziertje roet
Daar in de schoorsteen blijven moet;
En weet ge, wat de tuinman doet?
Hij is aan 't snoeien van de bomen,
Waaraan, is het eens zomertijd,
Dan zeker veel meer vruchten komen.

Het goede schaap heeft op het veld
Haar allereerste jong gekregen,
En de arme moeder staat verlegen,
Want 't sneeuwt en hagel met geweld,
En daar kan 't arme lam niet tegen.
Nu komt het meisje van de boer
En brengt aan de oude drank en voer,
En neemt haar mede naar de stal,
Waar 't lam ook veilig wezen zal.

De twaalf maanden van het jaar (1870)

Schrijver: J.J.A. Goeverneur, 1 maart 2013


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.0 met 1 stemmen aantal keer bekeken 946

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)