De bloeiende amandeltak
Ik sluimerde in de bloemenhof, in 't malse gras gelegen;
Toen wekte mij een zwoele geur de heugnis van weleer...
En op mijn moede wenkbrauwboog voelde ik, vertroostend, wegen
Een wichteloze vrouwenhand, zacht strelend, heen en weer.
En 'k stamelde in mijn droom: Waarom? Gunt gij dan geen vergeten?
Dit weinige, o liefste mijn, is al wat ik begeer:
Eén uur van ongestoorde slaap uw goedheid niet te weten,
Eén stonde niet van u te zijn, o liefde wreed en teer!
Maar als ik mijne blik ontlook ontwaarde ik slechts een venkel
Bezwangrend met zijn zwoele geur de broeiende atmosfeer,
En over mijne leedverwoeste trekken wiegelde enkel
Een bloeiende amandeltak zijn schaduw, heen en weer.
---------------------------
uit: Experimenten (1911).
Inzender: E.N., 7 april 2013
Geplaatst in de categorie: individu