inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 2.126):

Half-april

gij blauwgekaakte wolken daar
halfwit omtrent uw boorden,
die gruwzaam in de hemel moert,
en grimt in ’t gramme noorden:
hoe lange speelt gij, koud en kil,
de baas nog hier? ’t Is half april!

’t Is onbermhertig koud; en ’t kan,
de zonne ondanks gebeuren,
dat ’s morgens, al dat gers is, wit
geruwrijmd, staat te treuren!
Waar wilt gij, boos geweld, naartoe,
des winters? Wij zijn wintermoe!

’t Moet zomer zijn, geen koude lucht,
die bijt en straalt; ’t moet open,
dat, wachtende, in de botte zit,
of weer in ’t gers gekropen,
van schuchterheid, voor ’t nijpen van
de hardgevuiste winterman!

Staat op, gij oosters zonnelicht,
en schiet, bij volle grepen,
uw schichten uit; doorkwetst, doorlijdt
het graf, daarin, genepen,
de zomer zat: verrijzenist
des konings kind! te late al is ’t!

Hallelu-jah! dan zingen zal,
dat ’t wederklinkt alomme,
de gorgel los, de vogel en
de luidgekeelde blomme;
de klepel zal de klokke slaan
en kondigen den Koning aan.

12-04-1897

--------------------------------------
Moeren: morrelen
Gers: gras
Gorgel: keel,strottenhoofd

Laatste verzen

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: adm, 8 april 2013


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

5.0 met 4 stemmen aantal keer bekeken 2.610

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)