De duiven
Een snelle wind, zo is de vlucht van duiven:
Zij scheert het akkermaals en dan de bomen.
De takken gonzen en de lovers wuiven,
Totdat de schoonste allerhoogste is genomen.
Hier strijkt de vlucht nu neer, maar lang nog wuiven
De twijgen na, om niet tot rust te komen,
Want met een wervlend uit elkander stuiven
Vervliegt de vlaag en zwenkt naar lager zomen.
Maar in de boom roekoert in 't geurig nest
Van overvolle loverzware twijgen
Een jonge doffer, die niet scheiden kon.
Een zachte duive schuilde voor de rest
En bleef maar stil in koele schaduw hijgen,
Schuw voor de gloed van de namiddagzon.
De Beweging, jaargang 15 (1919)
Schrijver: J.J. de StoppelaarInzender: Redactie, 21 mei 2013
Geplaatst in de categorie: dieren