inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1885 - 1933

poëzie (nr. 2.184):

Zoals gij, zijn wij blinden en onwetend

Zoals gij, zijn wij blinden en onwetend,
Al zien wij in uw duizendvoud' gelaat,
O Liefde, die te vroeg komt, of te laat,
En gaat van waar gij kwaamt, uzelf niet wetend.

Gedachteloos, strooit gij een heerlijk zaad
De winden over, eigen gaav' niet wetend,
En tijd, en plaats, en doel, en wil, vergetend,
Gaat gij een weg, en weet van goed noch kwaad.

En toch is het zo goed, - want nu geschiedt,
De eeuwig nieuwe wording van het zijnde,
Het bloeien en vergaan terzelfder tijd.

Het onberekenbare wordt een feit,
De kleur is klank, de stilte werd een lied,
En vreugde wordt de smart, die zich verreinde.

Liederen der Gemeenschap III

Schrijver: Abraham van Collem
Inzender: Redactie, 18 juni 2013


Geplaatst in de categorie: mystiek

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 507

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Petra Hermans
Datum:
18 juni 2013
Email:
worldpoet546live.nl
Zeer fraai en fijngevoelig gedicht!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)