inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1878 - 1949

poëzie (nr. 2.253):

Des harten schat

Hoe gaarn wilde ik nu geven
U menig schoon sieraad,
Uw jong en lieflijk leven
Te tooien naar zijn staat.

Uw haren zal ik sieren
Met flonkerende krans
Robijnen en saffieren
Van diepste gloed en glans.

Ik zal uw hals omhangen
Met paarl en edelsteen,
'k Zal gouden snoere' en spangen
Winde' om uw armen heen.

Maar 'k had mijn schat verborgen
Tot verre, veilge tijd:
Toen de onverzade zorgen
Dwongen tot stage strijd.

Waar ligt mijn schat geborgen?
'k Zocht in mijns harten grond
Alnachtlijk tot de morgen
Of ik hem wedervond.

Waar ligt mijn schat verborgen?
'k Heb u zoveel beloofd.
Wee mij, de sluwe zorgen
Hebben mijn schat geroofd!

Zij hebben 't àl genomen,
Leeg zijn mijn hart en hand;
Hoe zal 'k nu tot haar komen
En doen mijn woord gestand?

‘Geen schatten kom ik dragen,
Leeg zijn mijn hand en hart;
Een aalmoes kom ik vragen
En troost voor eigen smart’.

‘Ach, of ge ook al geheven
Tot mij uw handen houdt,
Wat zoude ik kunnen geven?
Ik zelf heb goed noch goud’.

‘Ik vraag om goud noch kransen
Van paarl of edelsteen;
Ik vraag één sprank van 't glanzen
Al uwer lieflijkheên.

Geef mij de gouden waarheid
Die uit uw stemme klinkt,
Geef mij de diepe klaarheid
Die uit uwoogen blinkt;

De vriendschap en 't vertrouwen
Van handdruk, woord en blik,
De blijheid en het rouwen
Van stille lach of snik’.

‘Ach, of 'k zo vluchtge gaven
Al gaarn gegeven had,
Wat baatte 't? Opgegraven
Werd u veel rijker schat.

Vergankelijke spranken
Vergoên geen edelsteen
En broze en tere klanken
Geen gouden kostbaarheên’.

‘Uw vluchtge gaven zullen
Mijns harten wonderschrijn
Weer met de gloed vervullen
Van nieuwer schoonheid schijn;

Die zal mij nooit ontzinken,
Want eeuwig in mijn hart
Blijft al wat schoon is blinken,
Tot vast kleinood verstard.

En zo ik dan vergaarde
Weldra nog schoner schat,
Van hoger pracht en waarde
Dan 'k vroeger ooit bezat;

Ik zal hem niet begraven
In een verloren land,
Maar met uw eigen gaven
Doe ik mijn woord gestand.

En breng als parelkransen
En goud en edelsteen
U 't onverganklijk glanzen
Al uwer minlijkheên.

Dan zal ik 't schoonste u geven
Tot overrijk sieraad,
Uw jong en teder leven
Te tooien naar zijn staat’.

Schrijver: Nico van Suchtelen
Inzender: Redactie, 10 november 2013


Geplaatst in de categorie: liefde

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 524

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)