Winterlaan.
Hoe lijkwit ligt de rechte winterlaan,
Waar zwarte bomen, in verstijfd gebaar
Van stroeve droefheid, strekken naar de klaar-
Kristallen hemel de arme', als riepen ze aan
De oktoberzon, die ze op een gouden baar,
Bestrooid met rode en gele rozen, gaan
Ten groeve zagen! Kon die zon weerstaan
De klacht der bomen, zag zij ze even maar?
Doch marmerhard is 't hart der winterzon:
Haar scherpe schichten schittren louter kou,
Nuchter vernuft, geen warme liefdebron.
En de een'ge kleur in 't blank en zwart van rouw
Is, donkre bloedvlek op de horizon,
Droefrood, de mantel van een vissersvrouw.
Verzen
Schrijver: Helene SwarthInzender: Redactie, 28 januari 2014
Geplaatst in de categorie: jaargetijden
Prachtige poëzie!