inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1809 - 1898

poëzie (nr. 2.316):

De vogels in de winter.

Als de winter is gekomen
En op 't veld, op dak en bomen
't Blinkend witte sneeuwdek ligt -
Kijk, dat is een mooi gezicht.
En de kinderen verblijen
Zich, dat ze braaf kunnen glijen,
Ballen gooien, sleetjerijen
En eens vallen tussenbeiën;
Maar de vogels - ja, zo waar,
Voor die is de winter naar.

Mag de kou hen al niet deren,
Zitten ze in hun dichte veren
Warm, als wij in onze kleren,
Toch - die hongerige maag
Is voor hen een erge plaag,
En zien zij de schoorsteen roken,
Als de meid het vuur gaat stoken,
Om de middagpot te koken,
De arme stumperds treuzlen niet,
Maar ze komen daadlijk kijken,
Of niet bij de goede rijken
Ook voor hen en hunsgelijken
Een klein kruimeltje overschiet.

En lang niet hebben zij gewacht,
Of daar komt buiten deur lief Antje,
Die al zo vaak hun eten bracht,
Met broertje en zus; en uit haar mandje
Strooit zij op de bevrozen grond
Met haar kleine handje
Broodkruimels en wat boekweit rond.

O, o, wat nu de vogels blij zijn!
Wat allen met een wip er bij zijn!
Ze wroeten en pikken,
Ze happen en slikken,
En danken voor het gul onthaal
De lieve kindren duizendmaal.

Schrijver: J.J.A. Goeverneur
Inzender: Redactie, 8 februari 2014


Geplaatst in de categorie: dieren

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 652

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)