inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1883 - 1940

poëzie (nr. 2.418):

EEN DODE.

'k Heb u, even maar, verlaten
om nog te kopen wat petrool,
zodat van 't bleek gelaat en
handen
zou wijken sombre schemer dool
voor het vertroostend stille branden
van dit getemperd lampenlicht,
dat om uw dode aangezicht
ging leggen glanzen aureool.

De nacht zal ik hier bij u waken,
nu alle snaren sidd'rend braken
van uw vermoeide hartsviool,
nu gij ligt stil en uitgetogen,
met neergelaten wimperogen
en van uw mond breekt niet meer uit
het cello diepe klaaggeluid.

Hoe vèr-verstorven stil is 't thans...
omhuiverd door de broze krans
van mijne zachte preveling
ligt nu uw blank verstijfde lijf,
waaruit het leven brekend ging,
dat even in een siddering
de strijd vermeldde van 't bedrijf…

Willoos lagen toen uw handen
en ik sloot
achter transparante wanden
het mysterie van de dood.

Van beider leven
is alleen,
wie aan uw sponde zit gebleven,
en toch, wij beiden gingen heen
in 't laatst gestamelde vergeven,
waarvan gij nu ligt uitgerust,
voor 't eerst uw schoon-zijn onbewust.

Uw koude wassen beeltenis
zal ik met 't laken zacht gaan dekken
eer dat de dood in uwe trekken
schaadt, wat niet te helen is.
Nauw'lijks zal het u dan raken
als bevreesd voor een ontwaken,
want ik vrees uw oogopslag
in de scheemring van de dag.

Gij zijt dood...
veilig tussen kamerwanden,
waar de lamp zal blijven branden
en de stilte is nu heilig —
't Leven was voor u te groot;
het geluk bleek niet te puren
uit de vele dagen uren
en het kwam niet als het loon
wijl uw spiegelbeeld was schoon —

,,'k Zal u op een dag verlaten
en gij moogt me dan niet haten,
of miskennen mijn gevoel,
maar mij werd niets meer gegeven
dan het leven
in verblinding naar het ongekend en
onbewuste doel."

En dit uur is nu gekomen
in de laatste uwer dromen
deze nacht...
Gij zijt langzaam weg-gegleden
van mij been, en uit het heden
uit de schone, ranke schacht
u zo tijdelijk toegedacht.

Langs de donkere gordijnen
gaat de dag
zomen zilveren beslag
van zijn helle schijnen.
Maar ik zal geen dag begeren
en het zonlicht van u keren;
dat de nacht hier blijve hangen
en wij bei, bevangen
blijven in dees onverstoorbaarheid,
die ik u heb toegewijd.

'k Zal niet van uw sponde treden
en niet keren tot de stad,
wijl gij in te fel begeren
haar te diep aanbad.

Parijsche verzen (1923)

Schrijver: Dop Bles
Inzender: Redactie, 28 juni 2014


Geplaatst in de categorie: overlijden

5.0 met 3 stemmen aantal keer bekeken 938

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)