Zaadmaand.
Daar stond een late zonnebloem
te sterven in de leste zon,
en niemand in de wereld
die haar nog helpen kon.
Van lijve zo belachelijk
gelijk een leuterwijf,
met vuil versleten kleren
om 't uitgedroogde lijf,
Een mensenhand, gerimpeld,
had die haar troost beloofd?
Die sneed van 't mager halsken
dat diep-gebogen hoofd.
En op zijn stramme vingren
woog het van zaden zwaar;
ze hebben elkaar bekeken
en hij werd bang van haar,
en peinsde bij zijn eigen,
voelend zijn groot verval:
‘Zal ik zó prachtig wezen
als God mij plukken zal?’
Dietsche Warande en Belfort, jrg 1926.
Schrijver: Alice NahonInzender: Redactie, 26 juni 2015
Geplaatst in de categorie: planten