Verhangen
’s Nuchtens, over winter, hangt 'n
schuwe schooier in de top
van een eike, langs een wegel,
witgeijzeld, aan 'n strop.
Zijn gerokken lijf, in vodden,
wiegelt met een doof gerucht
van de takken, lijk de slinger
van een uurwerk, door de lucht.
Diepe, met de randen vóór zijn
ogen, zit een vette hoed,
en er leken uit zijn neuze-
gaten zwarte druppels bloed.
Over ’t veld, in wilde snakken,
loopt de scherpe wind en vaart,
huilend lijk een brakke, door de
stoppels van zijn roste baard.
Uit de hemel, grauw lijk asse,
met een aardig moordgeschreeuw
draait een kraaie, rond de eike,
nerewaarts, tot in de sneeuw.
En ze vlucht, omdat de schooier
zijn bebloede tong uitsteekt
naar de zon, die lijk een gouden
penning, door het oosten breekt.
Inzender: Redactie, 29 november 2015
Geplaatst in de categorie: overlijden