‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief,’ zo sprak mijn lief mij toe
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief,’ zo sprak mijn lief mij toe,
Terwijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden
Vloeiden mijn oren in, en roerden ('k weet niet hoe)
Al mijn gedachten om, staag malend nimmer moe;
Die 't oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden
Haar onverwachte reên; en zij herhaalde het doe.
O rijkdom van mijn hart dat overliep van vreugden!
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar toen de morgenster nam voor de dag haar wijk,
Is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen.
Hemelse goôn, hoe komt de schijn zo na aan 't wezen,
Het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
Inzender: Redactie, 7 februari 2016
Geplaatst in de categorie: psychologie