NA EEN ZOMERFEEST
Zij keren huiswaarts van het feest,
Hoor, buiten, hoe de stemmen zoemen;
Hun dag is Licht, is goed geweest,
Een dag, om zich, getooid met bloemen,
In blij gezang op te beroemen.
Zijn zij niet warm van dartle lust
In danspas door 't gewoel geschoven?
Wie werd niet op de mond gekust?
En is de vuurpijl, 't volk te boven,
Tot sterren niet uiteengestoven?
Vanmiddag heeft de zuivre zon
Zijn zoen op kruid en halm doen beven,
En toen de schemering begon,
Had schoonheid veld noch stroom begeven,
Doch is de nacht verknocht gebleven;
Zij zagen 't nauw, hun wuft genucht,
Van minder goud dan korenaren,
Weegt half zo zwaar niet als een vrucht,
Maar wordt van jonge, frisse blaren
Als krans gedragen in de haren.
Het aardsche paradijs (1927)
Schrijver: Aart van der LeeuwInzender: Redactie, 1 september 2016
Geplaatst in de categorie: feest