inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1829-1861

poëzie (nr. 68):

Voorjaarsliedje

Lente lacht in onze dalen!
’k Durf niet treden in mijn hof,
Vol van geuren, kleuren, stralen,
Zonder liedeke van lof.

Met de takken, met de knoppen,
Lopen al de meisjes uit,
En de jonge boezems kloppen
Voor de milde Lentebruid.

Vreugde, liefde, trooste, zegen
Brengt zij in haar bloemkorf mee,
Al haar vrienden aêmt zij tegen
Levenslust en hemelvreê!

Nu, de kranke mag weer hopen, –
Kan men sterven in de Mei?
Zijn gevangenis gaat open,
En hij ruikt de groene wei!

’t Geemlijk oude–vrijersharte,
Vol gemaakte vrouwenhaat,
Voelt een wonderschone smarte:
Peinst: het is toch nooit te laat.

’t Stijve bestje komt zich warmen,
Lachend in de zonnegloed;
En in ’t kluisje van Gods armen
Daalt weer levensvreugd en moed.

Lente, voor uw zegeningen,
Looft, wie zestigmaal u zag;
En – mijn kind, voor haar seringen,
Dankt u met haar liefste lach.

Ik – o, troost en vreugd der aarde,
’k Min, ik groet u duizendmaal,
Zend mij nu ook, in mijn gaarde,
Toch een enkele nachtegaal.

Laatste der eerste(1854-1860)

Schrijver: P.A. de Génestet
Inzender: AdB, 20 maart 2002


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.2 met 22 stemmen aantal keer bekeken 2.217

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)