inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1891 - 1959

poëzie (nr. 3.198):

Opdracht

Naar een motief van Christine de Pisan

Ik heb om u mijn plicht verzaakt,
Uit liefde heb ik kwaad gedaan,
Het zoete vleien van uw mond
Maakte dat alles bitter smaakt.

Maar in het godsoordeel der smart
Sprak ik geen woord van smaad om u;
Toen kende ik, Eva, in dat vuur,
Het onveranderlijke hart.

Zo is eens Adam uitgeleid,
Verwoest de tuin die hij bezat,
Zo is ook Jobs gelovigheid
Beproefd tot hij geen ding meer had.

Niet wij, Gods wil is meer dan al,
Genade loutert met geweld,
Zo werd de kleinste ster gesteld
In het oneindige heelal;

Zijn onverbiddelijke dwang
Nam u, en gaf aan mij de stem
Der jongelingen in het vuur,
En lenigt alles met gezang.

Ik breek het brood thans iedere dag alleen
Ik slaap alleen, alleen ga ik mijn wegen
Ik praat alleen, die liever had gezwegen
Ik noem uw naam, ik noem uw naam alleen.

Ik bid tot God, maar God laat mij alleen,
Ik ben alleen, ik ben alleen gebleven
Ik eet alleen, aan 't einde van mijn leven
Ik leef alleen, en straks sterf ik alleen.

Schrijver: J.W.F. Werumeus Buning
Inzender: Redactie, 9 juni 2017


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

4.0 met 2 stemmen aantal keer bekeken 731

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)