Het verlaten huis
Als in een huis in de onderwereld, waar
De stille vader en het stomme kind
Elkander aanzien - zó zit ik gebukt
Over mijn boeken in dit donk're huis.
En tegenover me aan de tafel zit
Dat stomme kind der sombere gedachte,
Mijn stille weemoed met het bleek gelaat,
Mijn stomme weemoed met het donker oog,
Die niemand ziet dan ik, - maar áls ik opzie,
Dan voel ik dat zij mij heeft aangezien,
Maar 't niet wil weten om die grote smart; -
En als verschrikt buig ik dan weer het hoofd
Achter mijn boeken en ik durf niet spreken
Tot haar, schoon ik gedenk aan vroeg're vreugd.
En als gevoelloos, werk ik al de dag
En zie niet op noch om, omdat ik vrees
De grote smart, die 'k zien zal in dat oog.
Want zij was éens zo schoon, mijn jonge weemoed,
Toen alle bloemen blij ons tegenbloeiden
En vogels spotten met ons jeugdig leed.
Maar weggedoken zit de laatste vogel
Thans in de takken en door de enge spleet
Der halfgesloten blinden valt het licht
Op ons, die treuren in 't verlaten huis. –
Persephone en andere gedichten (1885)
Schrijver: Albert VerweyInzender: Redactie, 22 mei 2018
Geplaatst in de categorie: verdriet