inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1830-1899

poëzie (nr. 85):

O LENTEBLOMKE

o Lenteblomke,
‘et moederhert
der aarde eerst uit-
gekropen,
hoe heerlijk hangt
uw halssierraad
vol morgendauw
gedropen!

Hoe blijde baadt
mijne ogen beide
uw kraag, vol di-
amanten;
hoe mooi omvangt
uw vallend hoofd
dit groen, van we-
derkanten!

Hoe ongezien,
hoe wonderschoon,
hoe moet de Schep-
per wezen;
de schilder van
uw' schoonheid en...
en de oorschoonheid
van dezen!

Ach, blomke, vlucht
den schoot weer in,
die schaars u kwam
te baren:
te schone is en
te liefgetal
‘t getintel van
uw' blâren!

De mensenzoon
zijn' ronden gaat,
hij zoekt, de God-
vergeten,
zijn' boosheid aan
Gods goedheid en
uw' schoonheid af
te meten.

Hoe schoon gij, en
hoe goed hij zij,
‘t en baat al niet:
op heden
wordt eerst van al
het beste, naast
het schoonste, omneer-
getreden!

Tijdkrans

Schrijver: Guido Gezelle
Inzender: F.D., 2 mei 2002


Geplaatst in de categorie: natuur

3.6 met 20 stemmen aantal keer bekeken 3.464

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)