inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1878- 1929

poëzie (nr. 186):

Weer gaat het vege licht der asters bloeien

Weer gaat het vege licht der asters bloeien;
weer naêrt een herfst. - En dit doorhunkerd hart
waar smokend 's zomers toortse gaat vergloeien,
wordt huiverend, en mart . . .

- Ik, in wiens hand de zoele vruchten wogen
maar wie de zoen ontzegd werd van de beet;
die, naar 'k u weet, o herfstig mededogen,
me des te allèner weet;

eeuwige maaier, ik, die sneed het koren
maar nimmer voor zich-zelf de garve bond;
eindloze vaarder in zijn vochte voren
die nooit de haven vond:

weer naêrt een herfst; en weer naêrt wrang het derven
dit hart dat, hooploos, steeds verlangen kent;
dat, immer hunkrend naar dit herfstlijk sterven,
na 't wintren weet een lent' . . .

- Weer brandt mijn najaars-bloed in smeek-gebaren;
weer weent het hart waar de oude wonde schroeit . . .
- Hoe bronst het goud in de kastanjelaren!
De zilvren aster bloeit . . .

- - - - - - - - - - -- - - -- - - -- - - - -- - - - -- - - -- - - - - -
Uit 'De modderen man' (1920)

Schrijver: Karel van de Woestijne
Inzender: JvN, 15 februari 2003


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

3.7 met 20 stemmen aantal keer bekeken 2.452

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)