Met 't vlossig deksel was de wind aan 't spelen
Met 't vlossig deksel was de wind aan 't spelen;
En nu de weefsels losgeplozen zijn,
Wijs ik je met mijn stok van zonneschijn
Dwars door de ring van drijvende kastelen,
Hoe 't vasteland ligt als een open schrijn,
Vol blauw gefonkel van gletscherjuwelen,
Behoedzaam vastgelegd in groen-fluwelen
Kussens met stralig zilverfiligrein.
Ja, straks begrijp je, zelf in duisternis,
Niet meer, wat onder en wat boven is,
En twijfel je in wiss'lende kontemplatie,
Of soms de Melkweg is een rodelbaan,
En of je in sneeuw'ge nevelvlek ziet staan,
Beneden, ver, een blauwe konstellatie.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- -
Sonnet XXVI in de cyclus 'In de Hoogte'
Brahman I, p. 132(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 28 maart 2003
Geplaatst in de categorie: individu