Ik hoorde en zag. Zelf kon ik niets dan zwijgen
Ik hoorde en zag. Zelf kon ik niets dan zwijgen.
Iets stuurde mijn schommelend evenwicht.
Kwam ik uit 't donker? Kwam ik uit het licht?
Was 't zakken van mijn denken? Was het stijgen?
Lang weet ik, dat mijn wereld is mijn eigen
Prachtig paleis, door 't eeuwig Zelf gesticht:
Kort weet 'k, dat er een schat begraven ligt,
Zoals in sprookjes Zondagskind'ren krijgen.
En dalen zal ik naar mijn hoogste Zelf,
Tot waar het Brahman weeft in stil gewelf
Zijn vizionaire werelddraperieën;
En mijn getakte Melkweg - 'k zie, hij zweert,
Twee vingers naar de oneindigheid gekeerd,
Dat 'k Hem zal eren met Zìjn fantazieën.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- -
Sonnet XXVII (laatste) in de cyclus 'In de Hoogte'
Brahman deel I, pag. 133(1919)
Schrijver: J.A. dèr MouwInzender: JM, 31 maart 2003
Geplaatst in de categorie: individu