KINDERLOOS
Arm moedertje is zo allenig,
Arm moedertje is zo bedroefd,
De Vader, Die zij dankte,
Heeft haar zo zwaar beproefd.
Zij staart in ’t verlatene wiegje,
Op ’t speelgoed nog zwervend in ’t rond;
Daar ligt zijn popje; zij kust het
Met bleekbestorven mond.
Haar armen zijn ledig, zo ledig!
Weg, al haar levenslust!
Haar huis is uitgestorven;
Zij heeft noch zorg, noch rust.
'O vrouwe, hadde uw ziele
Nooit moedervreugd gekend, —
Zo waart ge vreemd gebleven
Aan deze lange ellend!'
Zij wringt de witte handen,
Ziet op, en peinst en schreit
En stamelt: 'Neen, ik dank nog:
Mijn rouw is heerlijkheid!'
Laatste der eerste.(1854)
Schrijver: P.A. de GénestetInzender: Redactie, 11 augustus 2022
Geplaatst in de categorie: overlijden