HET TABAKROKEN
Die heb met Godvergeten hand
Zijns grijze vaders nek gebroken,
Die 't eerst dat heilloos stinkend roken
Heeft ingevoerd in 't Vaderland.
Hij gaf 't verachtlijk wormgebroedsel
Der laffe en vuile luiheid, voedsel
In breinbedwelmings toverrust:
Hij was 't die de vlijt en spierkracht doofde,
En 't mensdom 's levens waarde roofde
Voor dronkenschap der zwijmellust. -
Waar ben ik? in wat Hel van rampen?
Op ieder voetstap waar ik tree,
Omwalmt mij 't walglijk onkruiddampen,
En doet mijn borst en longen wee.
Hoe keert mij 't hart en de ingewanden,
Wanneer dit stinkende oliebranden
Zijn gif door heel de lucht verspreidt,
In 't lichaam om met pijnlijk wringen!
En geldt dit voor versnaperingen,
Voor feestonthaal en lieflijkheid? -
o Gouden tijd van onze Vaderen,
Toen de ouderwetse goede sier
Vernieuwde krachten stortte in de aderen
In 't smaaklijk voedzaam garstenbier!
Doch, Frankrijk, ja bij uw venijnen
Van aangezette valse wijnen
Heeft ook dit gif zijn rechte plaats.
Welaan, het moog wie 't lust vermaken;
Voor mij zal nooit die wierook blaken;
Voor mij geen stinkend dampgeblaas!
Inzender: Redactie, 18 oktober 2022
Geplaatst in de categorie: maatschappij