inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1808-1858

poëzie (nr. 327):

Een paard

Een Peerd! een Peerd! mijn bochel voor een Peerd!
- Richard III

Een paard,
Naar de aard,
Is er nog eer dan zijn staart;
Hij doet het te voet
Net zo gauw en zo goed
Als een ander te paard het doet,
En je kijkt niet om
Of hij is al weerom.
Met niemendal op zijn rug
Is hij bijzonder vlug,
En met iemand onder de man
Is hij in 't lopen nog zo'n jan,
Dat j'em met je beien niet inhalen kan.

Of, zeg je daarop geen ja,
Loop hem dan maar eens eventjes na
Met je grootmama;
Want eens onder zeil
Gaat hij net als een boog uit een pijl.
Hij steekt vervolgens met meer gemak
Een heel leger dan een leger een heel paard in zijn zak,
(Gelijk de jeugd leest in dat mooie
Beleg van Penelopé en de stad van Troje),
En draagt naderhand zelfs de Generaal
De straat nog langs in zegepraal,
Als namelijk 't beleg is voltooid.
Maar de Generaal draagt hem zelden of nooit,
Vooral niet wanneer het ijzelt of dooit,
Of de lieve straatjeugd met sneeuwballen gooit.
Enfin, hij heeft het nooit gedaan;
Maar is nacht en dag op de baan;
Nog vangt uw levenstoorts niet aan,
Of gij ziet hem bij 't licht van de maan,
Reeds in 't vigilant aan de onderdeur staan.
En om de baker en de bloemkool gaan,
Of hij trekt u met uw ouders aan 't dopen,
- Tenzij gij, qua koppig zuigeling, 'liever wou lopen
En onderweg wat muizenkeuteltjens kopen.' -
Of zeult u en de ouwelui weer naar 't stadhuis,
Met bruidlief, die al zo rood ziet, en de bruidsuikers inkluis,
Of, blijft gij, na dato, op 't Casino vernachten,
Dan staat hij, na dato, aldáár zich weer dood te wachten;

En daar is nooit een beest
In de Natuurlijke Historie geweest,
Dat zich op uw zilveren bruiloftsfeest
Zo gruwelijk verveelt als de koetsier
En dit dier.
Maar, zijn 't ballet en de bruiloft gedaan,
En de gasten reeds lang weer naar bed toe gegaan,
Dan komt hij, voor zijn pleizier, achteraan
Nog wel eens hinkend bij u aan.
Naturalisten, die dit niet verstaan,
Moeten Martinet maar eens opslaan.

Zo lang als een paard zo mooi galoppeert
Wordt hij nu en dan op een harddraverij getracteerd,
En licht met een gouden zwiep, of een paar nieuwe sporen vereerd.
En op kermis eens in 't paardenspel geïnviteerd,
Waar hij zijn eigen evenwel minder dan u amuseert;
Of je neemt hem 's Zondags in de narrenslee
Of in 't speelwagentje met de famielje mee.
'Bles heeft door de week zo braaf gewerkt,
Dat hij nu ook vrijaf af krijgt'; doch zonder dat hij 't merkt.
Als 't echter, helaas! uit is met draven en hollen,
Dan loopt Bles al gaauw mank onder de knollen;
De kolonel van de platte schutterij
Klimt er met zijn handen en voeten allebei
Op parade nog wel eens over, doch hij valt doorgaans opzij.
Maar kan blind Blesje volstrekt niet meer lopen,
Dan komt hem de Minister van Marine voor de trekschuit kopen,
En dan zelfs laat hij in de vliet
De schuit met Kaptein nog vaak in 't verschiet,
Vooral als de lijn breekt, zonder dat hij 't ziet,
En er dus, tot de passagier zijn verdriet,
Een non sequitur 'volgt' in 't riet,
Zijn Excellentie weet natuurlijk niet,
Wat er in een schip, dat 'van de wal' is, geschiedt.
Ligt Bles eindelijk finaal op de baar
Dan nog komt zijn paardenhaar
U te pas,
In uw paardenharen matras,
En, dineer je bij een Kees,
Dan eet je zijn rookvlees.

Waar vindt men nu schier
Onder de vernuftigen op alle vier
Zo'n nuttig en aangenaam dier,
Dat zijn plicht doet met zoveel pleizier?
En hoe komt het, dat hij zijn plicht
Zo vlug en gehoorzaam verricht,
End dat nooit met een zuur gezicht?...
Omdat zijn grootje hem nooit over 't paard heeft gelicht.
In een paard zijn gezin
Valt men zeldzaam over de min;
Want daar mag er nooit een in,
Integendeel; - Mevrouw zijn gemalin,
Als de baker met 't veulen
't Vertrek in komt zeulen,
Zegt reeds in 't verschiet.
Eer zij 't borstje nog ziet,
Tot het stamhouertje, dat Hitje hiet;
'Neem wat in mijn aders vliet,
Konings kinderen hebben 't niet.' -
Want gemelde hit,
Waar de jeugd voor een rit,
Vervolgt Cuvier, zo graag op zit,
Is eigenlijk hun oudste zoontje in 't gebit,
Net als het zakpistool
Ons jong musket is in zijn kamizool.'

In dit ondermaans gewemel
Zoekt ieder op aard een Hemel,
Doch meestal -
Helaas! - overal,
Behalve waar hij zo iets vinden zal;
Een paard is in alle geval
Nooit zo mal:
In plaats van op fokzaal of bal,
Zoekt hij zijn Hemel 't huis bovenal,
En vindt hem dan ook 's avonds op stal. -

Jeugdlief, onthou dit vooral,
Als de ondergetekende er reeds geweest zijn zal.

Schrijver: Gerrit van de Linde
Inzender: JM, 4 oktober 2003


Geplaatst in de categorie: dieren

3.9 met 16 stemmen aantal keer bekeken 2.693

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)