inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1835-1894

poëzie (nr. 345):

Wie ziet daar op die vieze bank

Wie zit daar op die vieze bank
In het hoekje van die vunze kroeg
En drinkt er zijn borrels uit en de na
En drinkt er toch - lijkt het wel - nooit genoeg?

Zijn hoed ziet rood - maar roder nog ziet
De punt van zijn neus, de kraag van zijn rok
Glimt smerig, - doch smeriger glans nog glimt
Zijn ogen uit bij iedere slok.

Niet altijd zag die hoed zo rood
Niet altijd was die kraag zo glad.
Ook die neus heeft eenmaal een andere kleur
Ook dat oog eens een andere gloed gehad.

Wat boze geest kwam over die mens
En wierp hem zijn schaduw op het gewaad.
Wat monster uit het diepste der hel
Sloeg hem de klauwen in 't bloeiend gelaat?

Wat monster? Ha! als de lente zo schoon
Was zij die de schande bracht over zijn hoofd,
Als het dons van de zwaan zo blank en zo zacht
Was de hand die voor eeuwig zijn eer heeft geroofd.

Schrijver: Piet Paaltjens
Inzender: P.M., 27 oktober 2003


Geplaatst in de categorie: drank

3.0 met 16 stemmen aantal keer bekeken 5.612

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)