inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1868 - 1922

poëzie (nr. 347):

Prinses van hoge geboorte

Stond ik voor de poorten,
Verlangende binnen te gaan;
Ik droeg een kroon op de haren,
Ik had een slepend, zware
Purperen mantel aan.

Ik wist niet, tot wie mij te wenden,
Ik was een onbekende
In het vreemde land;
Ik smeekte: 'Laat mij binnen!
Laat mij als dienstmaagd binnen!'
En klopte met bevende hand.

'Ik kom met lege handen,
Ik breng geen offeranden
Van myrrhe of wierook of goud.
Ik ben een vermoeide, belaste,
Dus heb ik op de vaste
Beloften uws Konings vertrouwd.'

'Leg af dan uw purperen kleren,
Hier geldt geen macht, geen ere,
Geen rijkdom, geen aardse schijn.
De mensen, die hier wonen,
Dragen geen gouden kronen,
Geen purper, geen hermelijn.'

'Graag wil ik mijn schatten geven,
Sprak ik en glimlachte even
En bloosde, toen ik het zei;
Ik had porphyrogenneta*
Die koningskleding vergeten,
Ze scheen mij een deel van mij.

Sinds loop ik arm, verlaten,
Klein meisje door de straten.
Wie vraagt, of ik kom, of ik ga?
Ik ben hier van allen de minste,
Ik leef niet van eigen verdienste,
Ik leef van mijns Konings gena.

Maar deze gena maakt mij rijker
Dan kronen of koninkrijken,
Ze maakt mij, onreine, rein,
Mij, geringe, van hoger geboorte,
Dan buiten deze poorten
Vorsten en koningen zijn.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
* in het purper gekleed

Schrijver: Jacqueline van der Waals
Inzender: E.N., 29 oktober 2003


Geplaatst in de categorie: adel

3.0 met 21 stemmen aantal keer bekeken 3.520

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)