VOL NAALDEN VLIEGT DE LUCHT
Vol naalden vliegt de lucht,
vol priemend ijsgekertel,
dat glinstert in de zon,
en, met de asemtocht
gezwolgen, kilt en kerft
de kele en ‘t haargespertel,
dat in de neuze temt
de toevoer van de locht.
‘t Is bijtend koud. Een spree
van witheid, ongemeten,
‘t zij waar ge uwe ogen vlucht,
ligt overal gespreid;
‘t is snee' tot in uw huis,
‘t komt snee' door al de spleten;
‘t is snee', ‘t is immer snee',
en al sneeuwwittigheid.
De wind komt, wild en boos,
gesnoeid uit alle gaten;
geen ruste en wilt hij, eer
hij eenmaal weten zal
dat ‘t volk verdwenen is,
en hem wilt meester laten...
‘t Is bijster, bijtend koud,
en ‘t wintert overal.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
priemend ijsgekertel - priemvormige ijskristallen
met de asemtocht - met de adem
't haargespertel - verwarde neushaartjes
temt - hindert
locht - lucht
spree - sprei
‘t zij waar ge uwe ogen vlucht - waar je ook je ogen laat gaan
snee - sneeuw
gesnoeid - snijdend aangewaaid
Tijdkrans
Schrijver: Guido GezelleInzender: D.U., 1 november 2003
Geplaatst in de categorie: natuur