inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1756 - 1831

poëzie (nr. 394):

De winter

Het vochtige teken
Der stortende beken
Rijst boven ons hoofd.
Nu zinken de stralen
Waar heuvels dalen
Door wierden gestoofd.
De snelheid der stromen
Begint te verlomen,
In ’t vallen gestuit
Door schuivende korsten,
Die de oevers doen dorsten
Met telgjens en kruid.
De koele Najaden
Verleren het baden,
En schuilen in ’t hout:
En ’t groeien der plassen
Maakt vuile moerassen
Van weiden en woud.
Zo wislen de stonden,
Aan beurten verbonden,
En houden hun tree!
Zo spruiten en sterven
En bloemen en gerven,
En boomooft, en snee!
Viersoortige rente,
Van ’t bloeien der Lente
Tot d’aftocht der kou!
En loop der Getijden,
Ons nu tot verblijden,
En dan weer tot rouw!
Gij hebt met ons haken
Naar nieuwe vermaken,
Hetzelfde gemeen:
Zo drijven de wensen
in ’t harte des mensen
Elkanderen heen. —

De dwingeland ontweken,
Die de opene streken
En velden verwoest,
Vliên Floraas gespelen;
De grond ligt te kwelen;
En ’t ploegijzer roest.
Beschouw dees violen,
Nog even ontscholen
Aan ’t worden der lucht:
Op ’t steeltje gebogen,
Ontduiken zij de ogen
En geven een zucht.
Dees dorrende heester,
De winden nog meester,
Beschutte’ ’t nog kort:
Daar slaat hem het weder
Op ’t plantje ter neder,
En ’t bloempje verdort!

Nu zoekt hij de steden
Die, kortlings geleden,
De velden bezong:
Nu vlucht men die oorden,
Die korts zo bekoorden,
Met haastige sprong.
Ondankbare vrinden,
Wie de adem der winden
Zo spoedig verdreef!
Maar zeg, wat beminnen,
Gegrond op de zinnen,
’t Vermaak overleev’?
Nu tracht men de dagen
Door ’t spel te verjagen,
Door zang en toneel:
En ’t vluchtige glimmen
Der zon op de kimmen,
Schijnt thans nog te veel. —

Voor ons, mijne Odilde!
De Landgrond, verspilde
Zijn zoet niet voor ons:
De Zomer mocht naken,
Wij voelden geen blaken
Des koestrende zons.
De Winter mag naadren,
En wouden ontblaadren,
Wy vrezen geen vorst.
Geen dagen verdrieten,
Daar de uren me ontschieten,
Geklemd aan uw borst.
De keer der seizoenen
Moog dorren of groenen,
Onze Echtkrans blijft fris:
U, mijne te heten,
Is, al te vergeten,
Wat buiten ons is.

Schrijver: Willem Bilderdijk
Inzender: BvO, 31 januari 2004


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.0 met 21 stemmen aantal keer bekeken 3.241

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)